Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [9]Farao's heir was uit Egypte uitgetogen; en de Chaldeen, die Jeruzalem belegerden, als zij het gerucht van [10]hen gehoord hadden, zo waren zij van Jeruzalem [11]opgetogen.) 9. Van den koning van Egypte, dien Zedekia en de Joden tegen Nebukadnezar te hulp hadden geroepen. Van dezen naam Farao, zie Gen.12:15. 10. Van de Egyptenaars. 11. Dat is, afgetogen, opgebroken, gelijk boven hfdst.34 vs.21, en onder vs.11.